Komende zondag gaat de Spanjaard naar het kieslokaal voor de eerste algemene verkiezing sinds 2011. Jaren van crisis en corruptie hebben de steun voor de twee traditioneel grote, nationale partijen doen eroderen. Waarschijnlijk zal noch de regerende centrum-rechtse Partido Popular (PP) van premier Mariano Rajoy, noch de socialistische Partido Socialista Obrero Español (PSOE) ook maar in de buurt van een meerderheid komen. Tot voor kort losten zij een dergelijk probleem op door een coalitie te vormen met een paar kleine regionale partijen, maar dat gaat ditmaal niet voldoen. Waar 176 zetels benodigd zijn voor een meerderheid staat de PP op in de peilingen op 103 tot 128, en de PSOE op 76 tot 94, bij lange na niet genoeg dus. Het wordt of een (nauwelijke voorstelbare) grote coalitie tussen PP en PSOE, of een coalitie tussen één van die twee en en één van de nieuwe, in de crisis geboren protestpartijen, Podemos (Yes We Can) en Ciudadanos (Burgers). Na meer dan 30 jaar van stabiliteit – de laatste staatsgreep in Spanje dateert uit 1981 – en elkaar afwisselende PP- en PSOE-regeringen zou dat een politieke aardverschuiving betekenen. Hoe is ’t zo gekomen dat na Finland en Griekenland nu ook het politieke landschap in Spanje getransformeerd lijkt te gaan worden?
Drie grote thema’s hebben de politiek in Spanje de laatste jaren gedomineerd: de financiele crisis en de daarop volgende depressie; openbaringen over de schandalige corruptie van het Spaanse establishment; en de radicalizering van de Catalaanse nationalisten.
Om met dat laatste te beginnen: tot zo’n tien jaar geleden was de dominante Catalaans-nationalistische party, Convergència Democràtica de Catalunya (CDC), voorstander van steeds wat meer autonomie voor Catalonië en wat minder belastinggeld voor Madrid. In 2006 bleek dat de rek daar wel uit was, en dat verdere decentralisatie lastig te verenigen viel met de Spaanse grondwet. CDC brak derhalve met haar traditie van autonomie en sprak haar steun uit voor complete onafhankelijkheid.
In reactie op dat radicaliserende Catalaanse nationalisme en het onvermogen van de PP om er in Catalonië tegenwicht aan te bieden richtte een groep prominente intellectuelen Ciudadanos (oorspronkelijk Ciutadans de Catalunya, of Burgers van Catalonië) op, met als leider de destijds 26-jarige Albert Rivera. Deze partij positioneert zich inmiddels als een centristische en onkreukbare partij van idealisten die een gedateerd partijenstelsel willen vernieuwen – een soort D’66 zonder die rare obsessie met referenda en gekozen burgemeesters.
Die onkreukbaarheid is van bijzonder belang door het tweede grote thema van de laatste jaren: de ontluisterende corruptie van de Spaanse politieke klasse. Of het nu toenmalig koning Juan Carlos is die in het geniep met zijn Duitse minnares in Botswana op olifanten gaat jagen en daarbij zijn heup breekt, voormalig minister van Financiën en IMF-baas Rodrigo Rato die gearresteerd wordt wegens belastingontduiking en andere delicten, of premier Rajoy die uit de zwarte partijkas bijbetaald krijgt; al met al is de corruptie binnen het politieke “kartel” net zo wijdverbreid gebleken als de verantwoordelijkheid voor de Teevendeal binnen de VVD, en een stuk problematischer.
In de peilingen profiteert behalve Ciudadanos ook Podemos daarvan; beide partijen lijken ten minste 50 zetels te gaan behalen. Maar waar Ciudadanos gematigd en schoon is, daar is Podemos extreem en, niet zo zeer dankzij corruptie maar meer door een chronisch gebrek aan douchen, smerig. Podemos komt voort uit de Spaanse versie van de Occupy-beweging, heeft hechte banden met de krakersgemeenschap, en staat ideologisch dicht bij Hugo Chávez en Evo Morales. Vooral in die laatste zin is Podemos een veel typischere vertegenwoordiger van de mediterrane reactie op de financiële crisis dan Ciudadanos: net als Syriza in Griekenland en de Vijf Sterren-beweging in Italië is Podemos een partij die de nadruk legt op directe democratie en extreem-links economisch beleid.
De extreem-linkse impuls is zowel een reactie op de financiële crisis en de depressie die Spanje sindsdien heeft getroffen als op de incompetentie die van de reactie van de bestuurlijke en economische elites is afgestraald. Spanje heeft inmiddels bijna vijf jaar achter de rug met werkloosheidspercentages boven de 20% binnen het dwangbuis van de Europese monetaire unie en de begrotingsregels die daarbij horen. De jeugdwerkloosheid is nog hoger – dit jaar eindelijk onder de 50% (!) – en het is niet verbazingwekkend dat de tragiek van een verloren generatie bij gefrustreerde kiezers tot een verlangen naar radicale oplossingen heeft geleid. We weten inmiddels dat dergelijke oplossingen uiteindelijk slechts tot celstraffen voor politieke dissidenten, onbeheersbare inflatie, en een gebrek aan toiletpapier leiden, maar de verleiding wordt er niet minder om.
En daar gaat het dus om, op zondag: krijgt de Spaanse democratie een hoognodige good governance-impuls van Ciudadanos, of liggen er jaren in ’t verschiet van nog diepere ellende met paardenstaartmarxisme? We zullen zien.
from AEI » Latest Content http://ift.tt/1TU5NRQ
0 التعليقات:
Post a Comment